Tientallen panden van Joodse burgers in Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Oude IJsselstreek en Oost Gelre werden in de oorlogsjaren door de Duitse bezetter onteigend en doorverkocht. Hoewel de vijf Achterhoekse gemeenten zelf geen geroofd vastgoed aankochten, hebben ze tijdens de oorlog wel geholpen bij het onteigenen van de panden.
In navolging van onder meer Zutphen, Lochem en Winterswijk, wilden de vijf gemeenten weten hoe er destijds is gehandeld bij het herstellen van het (eigendoms)recht voor Joodse burgers en hun nabestaanden. Oftewel, vastgoed dat rond de Tweede Wereldoorlog is afgepakt, is teruggegeven aan de eigenlijke eigenaar. Uit het onderzoek komt naar voren dat honderden Joodse burgers uit de Achterhoekse gemeenten werden gedeporteerd. De bezetter verplichtte de gemeenten om hieraan mee te werken, onder meer door het opstellen van lijsten van Joodse inwoners en hun vastgoed. “Eigenlijk kun je concluderen dat de Achterhoek in veel opzichten aansluit bij het beeld dat we van de rest van Nederland hebben”, zegt professor Wim van Meurs van de Radboud Universiteit. “Belangrijkste conclusie is dat de houding van de gemeenten kil en afstandelijk was, zowel tijdens de oorlog als vlak na de oorlog.”
Na de oorlog kwam er in bijna alle gevallen rechtsherstel voor de eigenaren of nabestaanden, zowel voor woonhuizen als voor landbouwpercelen. Dat gebeurde volgens de onderzoekers ‘relatief vroeg’, in 1947 of 1948, maar soms ‘pas’ in 1949 of 1951. “Het onderzoek kon geen gevallen aan het licht brengen waarbij foute oorlogskopers na de oorlog in het bezit bleven van joods vastgoed”, zo valt in het onderzoek te lezen. “In een paar gevallen lukte het echter niet om de eigendomsgeschiedenis op basis van de archieven te reconstrueren.” “Het was een afschuwelijke periode waarin Joodse burgers hun bezittingen zijn kwijtgeraakt”, zegt burgemeester Annette Bronsvoort die spreekt namens de vijf Achterhoekse gemeenten die het onderzoek lieten uitvoeren. “De gemeenten hebben het daarbij niet erger gemaakt door zelf panden te kopen, maar het algemene beeld is de zwarte bladzijde in de geschiedenis.”
De mate waarin joodse panden werden doorverkocht verschilde sterk per gemeente. Zo werden bijvoorbeeld bijna alle panden en percelen in Aalten overgenomen door één oorlogskoper, terwijl in Berkelland hoogstens de helft werd doorverkocht. Slechts in een paar gevallen is directe betrokkenheid van een gemeente bij de onteigeningen vastgesteld. Zo probeerde de burgemeester van Aalten een dakloze familie onder te brengen in een onteigende Joodse woning, terwijl de burgemeester van het toenmalige Hummelo en Keppel zich in Laag-Keppel inzette om families van afgebrande boerderijen te helpen aan Joodse inboedels. In Borculo kocht de gemeente landbouwgrond van een Joodse burger voordat de Duitse bezetter hem hiertoe zou dwingen.
Henk Gerrits van Stichting Stolperstenen Groenlo is blij met de duidelijkheid die het rapport biedt. “Toen de eerste berichten van de Verkaufsbücher verschenen waren dat vaak negatieve verhalen over rollen van diverse overheden”, zegt Gerrits. “We zijn erg blij dat de gemeente nu haar rol heeft laten onderzoeken.” Gerrits hoopt dat de onderzoeksresultaten voor een groter publiek zichtbaarder worden. “De suggestie die in het rapport wordt gedaan om een tijdelijke tentoonstelling in te richten om de zaak naar buiten toe te brengen is heel erg goed.” Burgemeester Bronsvoort is bereid daarin mee te denken. “We zijn benieuwd naar de reacties op dit rapport in onze gemeenschap. Daar gaan we naar luisteren en dan kijken we ook wat we als gemeente nog meer kunnen doen.”
Dit bericht is tot stand gekomen in samenwerking met streekomroep REGIO8
© Foto: REGIO8