De Ridders van Gelre van Omroep Gelderland geven elke week antwoord op lokale geschiedenisvragen en vertellen het verhaal over zichtbare sporen in het landschap, gebouwen of straatmeubilair. Dat doen ze op plekken waar je elke dag voorbijkomt en waarvan je je afvraagt: ‘Wat is dat eigenlijk, waarom bevindt zich dit hier en hoe oud is het?’ Deze week een bijzonder tolhuis aan de Keijenborgseweg bij Zelhem. Aan de Keijenborgseweg tussen Zelhem naar Hummelo staat een schattig huisje met op de gevel een tarievenlijst: ‘Los runderbeest of ezel: 1,5 cent. Kalf, schaap of varken: 1 cent’. Een kudde kost dus maar liefst 50 cent. Voor het huis staat een geel hek met de tekst: ‘Eischt een bon’. Je raadt het al: dit is een voormalig tolhuis.
ot ver in de negentiende eeuw waren er in de Achterhoek alleen maar zandwegen. Dat was ook niet verwonderlijk, want de meeste mensen kwamen toch zelden of nooit buiten hun eigen woonplaats. Achterhoekers reisden hooguit af en toe naar één van de regionale markten in Zutphen, Deventer of Doesburg. Dan was je trouwens wel even onderweg, want de kwaliteit van de zandpaden was erbarmelijk, een voetreis duurde al gauw uren. Maar in de negentiende eeuw kwam daar in rap tempo verandering in. Er kwamen treinverbindingen en overal in Oost-Nederland werden verharde wegen aangelegd. De Achterhoek moest natuurlijk ook mee in de vaart der volkeren en in 1849 besloot de districtscommissaris van Zutphen, Mr. Rudolf Willem baron van Lynden, dat er ook een verharde weg moest komen tussen Hummelo en Haaksbergen met vertakkingen naar Vorden en Zelhem.
Op 1 januari 1930 kwam er een einde aan de tolheffing op de Hummelose-Enchedese-Kunstweg. Het toenemende autoverkeer maakte het te lastig en de tolhuisjes werden overbodig. Van de zeven HEK-tolhuisjes zijn er nog maar twee over: eentje tussen Hengelo en Vorden en deze bij Zelhem. Een prachtig monument ter herinnering aan de ontsluiting van de Achterhoek.
Foto: Omroep Gelderland